Binnenkort is het weer zover: over anderhalve week ga ik op vakantie. Ik hou er van om rond te trekken, 18 dagen met wellicht evenzoveel hotels. Soms zijn hotels prima, vaak gaat het mis! Waarom is het nou zo lastig om een bezoeker een bed te bieden en een dak boven zijn hoofd? Zoveel heeft een toerist echt niet nodig: een bed waar hij droog, stil en donker kan slapen is al voldoende. Ja, en een douche in de ochtend, en een ontbijt. Maar dan zijn we er ook wel. De rest is luxe. Die komen pas aan bod als de basis goed is. Laten we daar mee beginnen.
Vorig jaar maakte ik de slechtste nacht van een lange reeks hotelovernachtingen mee. We rijden vanuit Italië richting Zwitserland. We besluiten net voor de Zwitserse grens een hotel te zoeken (Italië is goedkoper dan Zwitserland). Het is al donker als we op zoek gaan. Pikdonker, goed dat mijn auto lichten heeft. In een dorpje – naar verwachting het laatste dorpje voor de grens – zien we een restaurant met een Zimmer frei. Prima, we stoppen en vragen of er plaats is.
De dame achter de tap is vriendelijk, maar spreekt alleen Italiaans. Geen woordje Engels of zelfs maar Duits. Geeft niets, een evenzo vriendelijke meneer aan één van de tafeltjes in het café treed graag op als tolk. De kamer blijkt vrij en kost 35 euro. Of we hem willen zien? En hier gaat het dus al mis. Of we hem willen zien? Instinctief weet ik dat we toch geen nee meer zeggen. De auto is gestopt, wij zijn uitgestapt, we hebben nu geen zin meer om verder te zoeken. We nemen de kamer.
De kamer is authentiek. Dat moet gezegd. Het bankstel mag opnieuw bekleed worden. Ik schat dat het bankstel antiek is, in ieder geval meer dan honderd jaar oud. Je kan er niet op zitten zonder door te zakken. Het neemt alleen maar ruimte in, het ding is een sta in de weg. Een authentieke antieke sta in de weg. Het is een stuk meubilair wat letterlijk ‘over’ was. Niemand wilde het hebben; nou zet het hier dan maar neer.
Verder staat er een tafel. Het net authentiek tafelkleed doet een goede poging te verhullen dat de tafel in werkelijkheid een ordinaire tuintafel is. Charmant en zo enorm niet in stijl. Desondanks is het het enige stuk meubilair wat niet uit elkaar valt als je er naar kijkt. Waarschijnlijk omdat het gemaakt is van één bonk plastic. Over het bed kan ik kort zijn en hoef ik niet uit te wijden: het is een plank met een flinterdun matrasje. Mijn rug doet zeer van het liggen. En dat is best knap.
De geluidsoverlast van het café onder onze kamer valt mee en dooft snel uit. Gelukkig wordt het caférumour snel overgenomen door een aantal tieners die tegenover het hotelletje druk met elkaar de afgelopen dag nog eens doorspreken. Zodra de dag besproken is volgt de dag van morgen, overmorgen de komende week. Het lijkt alsof ze hun hele leven doorspreken. Er komt geen eind aan. Om één uur is het stil. Tot een uur of zes, want dan komen de auto’s alweer voor het hotel langsrazen. Vijf uur rust moet voldoende zijn, toch? Nou, niet bij mij. Dan maar er uit en douchen. Het water is koud. Gatverder.
Met tegenzin voldoen we de rekening en gaan we weer op weg naar het volgende hotel. Er is altijd die hoop dat het volgende hotel wel begrijpt wat een gast zoekt: een goed bed om lekker in te slapen, een warme douche in de ochtend een fatsoenlijk ontbijt. Is dat nou zo lastig?