Jij bent niet altijd de oorzaak

Laatst schreef ik het artikel ‘Heeft iemand je iets aangedaan.’ Hierbij het vervolg.

Er is echter nog een heel andere kant aan dit verhaal. Moet je altijd jezelf de schuld geven? Moet je altijd eerst heel duidelijke afspraken maken voor je een sociale omgang aangaat? Kun je bij voorbaat niemand meer vertrouwen? Mag je dan niets van de ander verwachten? Dat zou het leven een moeizaam gebeuren maken waarin je van onderhandeling naar onderhandeling gaat. Het zou in ieder geval een grote domper zijn op menig verjaardagspartijtje.

In het normale sociale verkeer mag je verwachten dat algemene omgangsnormen worden gerespecteerd. Al is dit een zeer rekbaar begrip. Het is belangrijk jezelf te betrappen op herhalende situaties zoals aan het begin van het vorige artikel beschreven. Woorden die wijzen op een structureel probleem zijn bijvoorbeeld: weer, opnieuw, altijd of nooit. Een vervelende situatie kan een keer voorkomen, maar na drie keer is er toch duidelijk een mismatch in wat beide partijen verstaan onder ‘algemene omgangsnormen ‘. Tijd voor actie.

Het verschil tussen verwachting en realiteit kan door heel veel factoren worden veroorzaakt. Enkele voorbeelden: a) de persoon, b) de situatie, d) de persoon in de situatie, c) de relatie die jij hebt met de persoon, enzovoort. Het is dan ook belangrijk om je gevoel te bespreken. En wel direct, onmiddellijk en nu (doen). Een mooi zinnetje is de volgende: “Als jij X doet, dan doet dit Y met mij, waardoor ik Z”. Je uit hiermee drie dingen: 1) dat de huidige situatie op de lange termijn niet is vol te houden, 2) dat je dat jammer vind en 3) dat je een oplossing wilt vinden. Hierbij is het goed de aanwezige (negatieve) emotie even terzijde te schuiven en de feedback dicht bij jezelf te houden. Zo voorkom je dat de ander zich aangevallen voelt.

Gebruik de reactie van de ander om te bepalen hoe jij verder wilt. Het is cruciaal om je te realiseren dat als een situatie herhaaldelijk voorkomt en ondanks vele pogingen niet verandert, de kans klein dat hij ooit zal veranderen. Wees niet te bang om met een situatie of persoon te breken en er uit te stappen. Wees je er echter van bewust dat als je zelf wel de oorzaak wat, je van de regen in de drup belandt.

Advertisement

Heeft iemand je iets aangedaan?

Ik moet weer overwerken. Mijn teamgenoot speelde opnieuw een slechte wedstrijd. Ik moet altijd de afwas doen. Die klant houdt nooit op met klagen. Dit zijn herkenbare situaties. Wellicht niet dagelijks en wellicht niet exact deze voorbeelden, maar iedereen kan zich er iets bij voorstellen. Nou oké: misschien ben jij die uitzondering die dit soort uitspraken nooit doet, maar dan is er vast wel iemand in je omgeving die wel eens zeurt. Zeuren lucht op, maar op de lange termijn is het erg disfunctioneel.

Mensen die zeuren hebben de sterke neiging om het probleem bij een ander te leggen. Ze vergeten echter dat er twee kanten aan het verhaal zitten. Aan de ene kant wordt je iets aangedaan. Aan de andere kant sta je toe dat de ander jou iets aan doet. De ander doet iets waar je niet blij van wordt en jij staat toe dat hij of zij dat mag. Deze realisatie is goed nieuws! Door het probleem bij jezelf te leggen buig je het gevoel van onmacht om in kracht. Zo kun je in actie komen en een verandering aanbrengen. Een voortdurend klagende klant (of baas of collega) is misschien niet jouw schuld, maar wel jouw probleem. En niemand anders is beter in staat om jouw problemen op te lossen dan jij zelf.

Neem bijvoorbeeld de klagende klant. Tot ’s avonds laat doorwerken en hij is nog niet tevreden. Niets is goed genoeg. Een klant die nooit tevreden wordt kent geen grenzen. En dat komt hoogstwaarschijnlijk omdat jij die nooit hebt aangegeven. De klant zal blijven proberen het onderste uit de kan te halen. En elke keer blijkt de bodem weer een stukje dieper dan de vorige keer. Wanneer je je eigen belang niet voorop stelt zul je vroeg of laat een burnout oplopen. Dit is een belofte. Dit zelfde geldt, zij het in andere vorm, voor die ene tante die op verjaardagen altijd voor iedereen loopt te rennen en te vliegen. Ook bij haar ligt overspannenheid op de loer. Zo zijn er talloze situaties te bedenken.

In dit soort situaties is er een verschil tussen verwachting en mogelijkheden. De klant verwacht veel meer van je dan je kunt. Die ene tante verwacht veel meer van zichzelf dan zij kan. Waar het om gaat is dat je duidelijke grenzen aan de verwachting stelt. Trek gerust een streep in het zand: tot hier en niet verder. Het niet stellen van grenzen komt voort uit angst voor de reacties van anderen. Men wil de ander alles geven wat hij vraagt (of neemt) en is bang voor afwijzing. Sociale afwijzing beukt een behoorlijke deuk in het ego, dus is de angst op zich terecht. Wees je echter bewust van de dynamiek die aan het werk is en kom voor jezelf op. Dat mag, en paradoxaal wordt niet alleen jij er beter van, maar de ander ook!

Zonder duidelijkheid over verwachtingen zijn er geen grenzen en wordt niemand blij. Bij het stellen van grenzen gaat het dus zeker niet om egoïsme, maar om een gezamenlijk belang. Het gaat erom dat je in harmonie met andere kunt leven en werken. Dat je er van op aan kunt dat afspraken (zowel expliciete en impliciete afspraken) worden nagekomen. En dat die harmonie op de langere termijn is vol te houden. Daar moet iedereen zich in kunnen vinden.

En dan nog: je mag voor je zelf opkomen en duidelijk je grenzen aangeven. De belangrijkste persoon in jouw leven ben je tenslotte zelf. Velen vinden dit erg lastig en veel te egoïstisch. Toch hoeft het helemaal niet egoïstisch te zijn. Het staat je vrij je leven toe te wijden aan anderen, alleen niet ten koste van alles en zeker niet ten kosten van jezelf. Als je niet goed voor je zelf zorgt, dan kun je dat ook niet voor anderen.

Mechanisering, automatisering en ICT

Mechanisering, automatisering en ICT hebben een hoop gemeen. Alle drie zijn ze erop gericht het leven en werken van mensen leuker, makkelijker en veiliger te maken. Ze zorgen er voor dat we met minder risico, spierkracht en denkkracht hetzelfde kunnen bereiken. Of andersom gezegd: dat je meer kan doen met de zelfde fysieke en mentale inspanning.

Door gereedschappen in te zetten wordt het menselijk lichaam ontlast. Mechanisering is al zo oud als de mensheid. De Neanderthaler gebruikte al messen om vlees in stukken te snijden en tegenwoordig is mechanisatie uiteraard niet meer weg te denken. Overal gebruiken we machines om te tillen, materialen te bewerken en nog veel meer. De informatiemaatschappij leidde tot de mechanisering van de informatieverwerking. Door machines (computers) in te zetten kon een hoop handmatig papierwerk uit handen worden genomen. De computers en digitale netwerken scharen we onder informatie- en communicatietechnologie (ICT).

Hoewel ik geen heilige discussie wil starten over semantiek, breng ik wel een andere visie op de termen mechanisering, automatisering en ICT. Automatisering betekent voor mij dat dingen automatisch gaan. Het proces gaat automatisch, of dingen binnen het proces gaan automatisch. Je hoeft er niet bij te zijn, geen actieve rol in te nemen of continu supervisie uit te voeren. Hetgeen je wilt bereiken, gebeurt automatisch met minimale kracht en denkvermogen. In die zin is automatiseren het effectief en efficiënt inzetten van mensen (organiseren) en middelen (mechaniseren).

De in de mechanisatie ingezette middelen zijn te scheiden in twee soorten. Enerzijds de middelen die helpen in het verplaatsen en transformeren van fysieke goederen (bijvoorbeeld: kranen, werktuigen en lopende banden). Anderzijds de middelen die helpen in het verplaatsen en transformeren van informatie (bijvoorbeeld: computers, printers, barcodescanners en datanetwerken).

Ik realiseer mij dat deze zienswijze alle huidige denkbeelden op zijn kop gooit. In het hedendaagse taalgebruik is ICT synoniem voor automatisering. Vraag maar aan de automatiseringsgids! Ik stel dat ICT onderdeel is van mechanisering dat op zijn beurt onderdeel is van automatisering. ICT is ontegenzeggelijk een zeer belangrijke component binnen automatisering, maar ze zijn niet hetzelfde. Automatisering is breder en heeft een uitdrukkelijk focus op procesoptimalisatie waaraan de organisatie en de middelen ondergeschikt zijn. Je kunt iets prima automatisch laten verlopen zonder ook maar één computer te gebruiken.

Bolwerk Microsoft in lastig parket

Als ondernemer met een softwarebedrijf en partner van Microsoft ben ik erg tevreden met de producten die de gigant in de markt zet. Veel software is gratis en zit erg goed in elkaar (als partner betalen wij in de praktijk alleen voor de professionele versies van Visual Studio en SQL Server). Microsoft doet het goed. Het .Net framework en de programmeertaal C# zijn een doorslaand succes en dankzij het succesvolle Windows 7 was de winst het afgelopen jaar weer extreem hoog. Als extra steun in de rug heeft Oracle, met de verwaarlozing van Java, Microsoft extra stevig in het zadel geholpen. Desondanks zit ook Microsoft als softwarebedrijf in een lastig parket.

Veel softwarebedrijven realiseren zich dat de komst van Open Source een bedreiging is en worden dienstverlener of bieden hun software als ‘SaaS-dienst’ aan in ‘de Cloud’. Een paar bolwerken blijven softwarebedrijf. Autodesk vraagt nog steeds 8.000 euro voor een licentie AutoCAD. Microsoft is eveneens een bekend bolwerk. Microsoft was, is, blijft en zal (ooit) ten onder gaan als softwarebedrijf. Het voert een eenzame strijd tegen de rest van de wereld en ziet de medestrijders stuk voor stuk opgeslokt worden door Open Source met een omzet van nul. Microsoft: as-van-het-kwaad en tegenwoordig de underdog.

Microsoft verdient geld bij gratie van de hardwareleveranciers (OEM) en dienstverleners (resellers) waarmee ze tegelijkertijd in economische oorlog is. Microsoft kan geen hardware gaan bouwen. Zodra ze dit doen stokt de samenwerking met de hardwareleveranciers die in plaats van Windows massaal Unix gaan uitleveren. Dienstverlening aanbieden gaat te kosten van de omzet van partners. Microsoft heeft altijd als strategie gehad om partners de projecten uit te laten voeren. Dit is een vertrouwensband waar Microsoft heel voorzichtig mee moet omspringen. De samenwerking met Accenture in dienstverlener Avenade is al op het randje.

Microsoft kan geen kant uit en wordt product voor product uitgehold. Van alle populaire software worden gratis versies geleverd: van Internet Explorer tot SQL Server Express. Het is de verwachting dat klanten overstappen van de Expressversie naar de betaalde versie. Het blijft spannend of dit freemium-model werkt. Microsoft leeft daarnaast bij de gratie van haar bestaande klanten die de monopolist liever zien gaan dan komen. Nieuwe klanten binnenhalen is een enorme klus. Of het nou gaat om bestaande markten (met een 95% marktaandeel) of nieuwe opkomende markten (waar 95% van de bevolking straatarm is).

Microsoft en anderen hebben een nieuwe bron van inkomsten gevonden: softwarepatenten. Met name in de Verenigde Staten is dit een big issue. In Europa bestaan softwarepatenten niet en de opkomende markten hebben wel andere problemen dan patentzaken. Patenten op bijvoorbeeld de manier waarop je een besturingssysteem afsluit worden door velen in het belachelijke getrokken. Misschien hebben ze gelijk, maar in een oorlog gaan nu eenmaal alle registers open. De aanval op Open Source via softwarepatenten is het enige verdedigingsmiddel dat de gevestigde orde heeft. Tegelijkertijd is het een vuile truc en een absoluut zwaktebod.

Zwitserse steden en dorpen

Jumbo hanteert voor haar spellen de briljante slogan ‘van 8 tot 88’. Dit om aan te geven dat een spel bestemd is voor alle leeftijden (tussen de 8 en 88 welteverstaan). Zwitserland heeft het imago een land te zijn voor bergfanaten waar alleen op wandelschoenen wordt gelopen. Dit valt mee. Ook Zwitserland is echt waar ook van 8 tot 88. Bij deze een overzicht van steden en dorpen in de vlakke dalen. Dit overzicht is gebaseerd op mijn eigen ervaring in voornamelijk Basel, het gebied tussen Bern, Luzern, Andermatt en Adelboden (het mooiste stuk van Zwitserland), Ticino en het oosten van Wallis. Deze steden en dorpen hebben voor ieder wat wils.

Grote steden
Zwitserland kent honderden kleine dorpen met vaak niet meer dan honderd inwoners (katten en kippen meegerekend). Het aantal grote steden is op één hand te tellen. Dit zijn: Basel, Zürich, Bern en Genève. Basel heeft het imago een vieze Duitse industriestad te zijn. En waar is waar: Basel heeft industrie. Maar daar merk je helemaal niets van als je in de prachtige oude binnenstad loopt. Basel is een dagbezoek waard. Voor wie houdt van beeldjes van iele mannetjes is het museum van Giacometti een aanrader.

Veel mensen denken trouwens dat Basel de hoofdstad is van Zwitserland. Ten onrechte, want dat is Bern. Bern heeft een aantal trekpleisters waardoor het een eervolle vermelding verdient. Het is een conglomeraat van dropen en stadjes. Het toerisme beperkt  zich echter tot de oude binnenstad tussen het station en de berenkuil. Die laatste is trouwens geen kuil meer, maar een hectarengroot (en miljoenenkostend) berenverblijf. Op YouTube is een overvloed aan filmpjes te vinden van de twee schattige pasgeboren beertjes.

Naast beren en vele winkels heeft Bern een aantal musea zoals het Alpenmuseum, het oude huis van Albert Einstein en de regeringsgebouwen. Zowel Bern als Basel zijn gebouwd in enigszins heuvelachtig gebied waardoor er mooie vergezichten over de stad zijn, maar soms ook naar boven en beneden gelopen wordt. Het openbaar vervoer is goed, maar de te overbruggen afstanden zijn vaak net te kort om uit te zoeken welke tram je moet hebben. De durfal kan bij het station van Bern een fiets lenen (met versnellingen).

Kleinere steden
Van de kleinere steden zijn Thun, Luzern, Brig, Sion, en Locarno een bezoek waard. In de kleinere steden in Zwitserland kun je over het algemeen parkeren, rondlopen, goed eten, een museum bezoeken om vervolgens weer door te trekken. Voor een meerdaags bezoek is er te weinig te doen. Iedere stad heeft zo zijn eigen bezienswaardigheid. Luzern heeft een lange houten brug, Sion en Thun hebben een kasteel en Locarno heeft zo een mooi plein waar aan het eind van de zomer het filmfestival gehouden wordt. De kleinere steden zijn alle te groot als servet, maar te klein als tafellaken. Desondanks (of wellicht juist daarom) leuk om er eens te zijn.

Dorpen
Zoals gezegd kent Zwitserland heel veel kleine dorpen. Het kleinste Ortschaft is Rosenlaui nabij Meiringen, met slechts drie huizen en een hotel. In de meeste bergdorpen heeft iedereen dezelfde achternaam. Beatenburg kent bijvoorbeel: bakker Grosniklaus, Inter Sport Grosniklaus, Hotel Grosniklaus, Garage Grosniklaus, enzovoort. Instinctief voelt dit nogal dubieus aan. Tegelijkertijd zegt het ook iets over de dorpen, hun isolement en ontstaansgeschiedenis.

Qua dorpen zijn er grote verschillen tussen de verschillende kantons. In Wallis is elk derde huis een hotel. Tenzij je het hebt over Brigerbad, daar zijn alle huizen hotels. Kortom: Wallis is commercieel, wat de sfeer niet ten goede komt. Het Berner Oberland trekt minstens zoveel toeristen als Wallis, maar heeft absoluut geen commerciële sfeer. En dat is wel zo prettig. De kantonnen in Zentral Schweiz hebben iets meer industrie, zonder dat dit stoort.

Iets grotere leuke dorpen zijn: Adelboden, Kandersteg, Interlaken, Grindelwald, Meiringen, Andermatt, Engelberg, en de Wallisser dorpen Zermatt en Saas Fee. De laatste twee wel met de opmerkingen dat je je moet voorbereiden op een culture shock. Zowel Meiringen, Brig en Kandersteg hebben een Schwimmbad (in de openlucht).

Het is oorlog in ICT-land

Alle hardware-leveranciers en alle dienstverleners hebben maar één doel: het verlagen van de kosten van de software-component in de total costs of pwnership (TCO). Lagere kosten voor software betekent een lagere TCO zodat de kosten voor hardware en services hoog kunnen blijven. Softwareleveranciers snappen dit spel ook. Andersom proberen zij de concurrentie tussen hardwareleverenciers te vergroten om zo de kosten voor hardware te verlagen. Door software supersimpel te maken worden de kosten voor services lager. Hierdoor daalt TCO zonder de kosten voor software te laten zakken.

Deze strijd kun je vanaf grote hoogte zien als drie regio’s die fors met elkaar in oorlog zijn. Software-leveranciers tegen hardware-leveranciers tegen dienstverleners. Des te zwakker de tegenstander, des te beter. Software-leveranciers zijn mijn inziens de oorlog aan het verliezen.

Het marktonderzoekbedrijf Heliview heeft in opdracht van Microsoft onderzocht wat de verwachtingen zijn: “In het algemeen geldt: kleinere bedrijven voorzien een toename in services/diensten en grotere leveranciers verwachten juist de meeste groei in software.” Uit de grafieken blijkt dat de omzetverwachting voor hardware onveranderd slecht is: “In totaal worden software en services voor de komende 2 jaar als de groeidomeinen gezien door het merendeel van de IT-bedrijven, dit ten koste van de hardware (-10%).” Persoonlijk vind ik dit zowel bemoedigende alswel discutabele bevindingen. Dat de hardware-industrie het zwaar heeft geloof ik zo, dat is altijd al zo geweest. Maar de positieve verwachtingen voor software vind ik vreemd.

Voor een bepaald probleem zijn er altijd verschillende softwarematige oplossingen. Om op internet te browsen kun je kiezen uit wel tien verschillende webbrowsers, er zijn meer dan vijf grote tekstverwerkers en PhotoShop is echt niet het enige alternatief voor het bewerken van afbeeldingen. Nu hoeft er maar 1 ontwikkelaar een goed Free/Libre Open Source Software (FLOSS)-alternatief te bieden en de bodem onder de markt is weg. PhotoShop heeft Paint.Net als alternatief, Microsoft Office moet zijn mannetje staan tegen OpenOffice.org en wie nog een betaalde webbrowser wil aanbieden is ronduit niet goed bij zijn hoofd.

Software heeft een heel groot nadeel: de complementaire kosten zijn nagenoeg nul. Complementaire kosten zijn de kosten voor de productie van 1 extra stuk. En bij software was dit de kosten voor de cd en de doos, maar zelfs die zijn niet meer. De complementaire kosten van software is tegenwoordig nul. Na het schrijven van een FLOSS-alternatief zijn er geen extra kosten voor de distributie. En voor de promotie kun je altijd rekenen op de hardware-leveranciers en dienstverleners.

De vervanging van betaalde software door gratis alternatieven is aan de gang en het is een kwestie van tijd totdat voor ieder soort software een goede gratis FLOSS-oplossing beschikbaar is. Werd de software-industrie eerst geplaagd door softwarepiraterij, nu wordt de nekslag gegeven door aan Open Source werkende programmeurs.

Ik heb een liefde voor software en de software-industrie. En ik vind het erg jammer dat echte softwarebedrijven waar goed geld te verdienen valt straks niet meer bestaan. Toch ben ik niet boos of tegen Open Source. En dat lijkt raar, maar is het niet. Ik heb bijvoorbeeld ook een bloedhekel aan slecht weer, desondanks ga ik er niet tegen vechten. Open Source is een ‘force of nature’, een ‘fact of life’. Je kunt er niets tegen doen. Je kunt hooguit bedenken hoe je er mee om gaat: if you can’t beat them, join them. Veel softwarebedrijven realiseren zich dit en worden steeds meer dienstverlener of bieden hun software als ‘SaaS-dienst’ aan in ‘de Cloud’. Nieuwe termen die horen bij een veranderde wereld.

Manage je herinneriningen

Dit jaar is voor het eerst een nobel-prijs uitgereikt aan een psycholoog. De psycholoog in kwestie heeft uitgevonden dat de mens twee soorten identiteiten heeft. De eerste identiteit is de zogenaamde experiencing self, de ander de remembering self. De experiencing self is de identiteit van het hier en nu. Deze ervaart het leven, ontvangt prikkels van de zintuigen en voert acties uit. Aan de andere kant is de remembering self de identiteit die, zoals de naam aangeeft, herinneringen bewaart. Deze identiteit bewaart ervaringen uit het verleden.

De experiencing self is verantwoordelijk voor het nemen van hier-en-nu beslissingen. De vragen over de aanschaf van een huis, een ijsje, de boodschappen; hoe om te gaan met een lastige collega, klant of echtgenoot; alle zaken die je nu beleeft. Om tot de juist interne besluitvorming te komen heeft de experiencing self hulp nodig van de remembering self. Deze adviseert op basis van herinneringen wat het beste is. De remembering self speelt in het dagelijkse reilen en zeilen een indirecte, maar cruciale rol. Herinneringen uit het verleden bepalen de keuzes van het nu.

De remembering self is echter behoorlijk vergeetachtig. Van een vakantie van een week onthoudt men bijvoorbeeld slechts een kwartier. De remembering self maakt een schifting tussen die zaken die belangrijk zijn om te onthouden en die zaken die je mag vergeten. De gebeurtenissen met een heftige emotionele lading worden onthouden; die dingen die dus letterlijk indruk maken.

Bij het onthouden wordt een extra kenmerk toegevoegd: pijn of plezier. Een ervaring kan pijnlijk (of genant, of anderzins onprettig zijn). Die ervaring moet in de toekomst worden vermeden. Anderzijds kan een ervaring plezierig (of fijn, of mooi) zijn. Die ervaring moet in de toekomst worden herhaald of opgezocht. De experiencing self geeft ervaringen in het nu met hun lading door aan de remembering self voor toekomstig gebruik.

Het moment van opslag en kadering van de ervaring (pijn of fijn) is cruciaal voor de remembering self en daarmee dus ook voor de (toekomstige) experiencing self. Een foutief gekaderde ervaring kan er toe leiden dat men steeds weer in de zelfde val loopt. Ter illustratie: veelvuldig cafe-bezoek wordt geregistreerd als een uitermate plezierige ervaring, terwijl het streven naar een dagelijks kroegbezoek niet goed is. Andersom kan ook: sporten is heel goed voor je, maar het gevoel van moe zijn (pijn) zal voorkomen dat je snel weer een sportschool binnen stapt.

Een te weinig gekaderde ervaring kan een gemiste kans zijn. Ook een kleine overwinning moet je vieren! Zo wordt de ervaring van het winnen opgeslagen als goed, en zal de remembering self aan de experiencing self adviezen geven die leiden tot nieuwe overwinningen. De positiviteits-goeroes riepen dit al langer, maar helaas zonder onderbouwing en vaak op ongepaste momenten. Nu weet men beter en kan met gefundeerd werken aan een remembering self die op de juiste manier de juiste ervaring ter beschikking stelt.

Software wordt gratis

Eerder schreef ik dat gratis software niet bestaat. Je betaalt altijd wel ergens voor. Programmeurs moeten ook eten en de hypotheek betalen. Maar hoe zit dat precies?

Wanneer grote bedrijven geld uitgeven dan kijken zij naar de total cost of ownership (TCO). Hierbij rekenen ze niet alleen de aanschafprijs tot de kosten, maar ook alle andere kosten.Denk hierbij aan ondersteunende producten die nodig zijn, kosten voor training en zo voort. Kleine bedrijven en consumenten hebben een neiging alleen te kijken naar de aanschafprijs en vergeten vaak de extra kosten. Ze kopen een grote auto, maar vergeten dat de wegenbelasting dan ook hoger is. Je kunt zeggen dat het gros van de markt alleen kijkt naar de kosten op korte termijn.

De TCO bij software is op te splitsen in drie componenten: de software zelf, de hardware waar de software op moet draaien en mensen die de software moeten installeren en instellingen moeten doen en overige kosten voor (tijdelijke) daling in productiviteit. Die laatste kunnen we aanduiden als services. Kortom: TCO = software + hardware + services. Software vertegenwoordigt de initiële aanschafkosten, hardware en services zijn de extra kosten.

Consumenten en heel kleine bedrijven kijken vaak niet verder dan de initiële aanschaf en houden geen rekening met de TCO. Ze menen dat gratis software echt gratis is. Inkopers bij grote bedrijven kijken door de mythe van gratis software heen. Maar dan nog hebben ze moeite om de extra kosten exact te berekenen. En dat is logisch. Voor softwareaanschaf vraag je een offerte op, en die klopt dan ook. Maar hoeveel services heb je nodig? Daar zit altijd een natte-vinger-component in.

Besluiten over de aanschaf van software (en ondersteunende hardware en services) worden dan ook niet genomen op basis van de TCO, maar op basis van de verwachte TCO. Dit is een schatting waar gevoel een grote rol bij speelt. Bij consumenten en kleine bedrijven is de verwachte TCO alleen de software, grote bedrijven nemen hierin ook de hardware en services mee.

Google betaald de Mozilla Foundation voor de bouw en marketing van de populaire webbrowser Firefox. Naast Firefox zet Google ook een eigen gratis webbrowser in de markt, Google Chrome. Beide webbrowsers gebruiken Google als standaard zoekmachine, maar dat zal niemand verbazen. Zo biedt Google gratis software en verdient ze aan advertenties. Deze truc is al zo oud als de radio en televisie (en wellicht nog ouder). Dit is een typische manier om iedereen meer te laten internetten en zo meer geld binnen te hengelen. De echte TCO ligt hierbij niet eens zo ver van nul af. Software is gratis, de hardwarekosten zijn te verwaarlozen, installeren is een eitje en zó erg leiden die advertenties nou ook weer niet af.

In tegenstelling tot de gratis webbrowser van Google stuurt een bedrijf als IBM dagelijks offertes met heel veel nullen. Klanten betalen IBM letterlijk tonnen en miljoenen. Hoe krijgt IBM het voor elkaar om dit soort contracten te sluiten? Hoe kan IBM de beste aanbieding doen? Hoe biedt IBM een zo laag mogelijk verwachte TCO? Het antwoord is simpel. IBM is leverancier van hardware en services. Hier willen ze zo veel mogelijk geld aan verdienen. TCO verlagen door een lager bedrag te vragen voor hardware en services is geen optie. Daarom verlaagt IBM de kosten voor het software-deel van de TCO. IBM investeert in Open Source software om zo de TCO van hun projecten te verlagen waardoor de vraag naar hardware en services stijgt.