Het menselijk lichaam is geen leren zak die voedsel van de eettafel naar het toilet brengt. Het beeld what goes in must go out klopt wel, maar is te simpel. Het lichaam heeft energie en bouwstoffen nodig. Daarvoor is voeding. Teveel aan voeding wordt opgeslagen in het lichaam en zo wordt je dik. Dus door minder te eten wordt je slanker. Stop minder hamburgers in je hoofd en je valt af. Deze logica is voor velen te begrijpen, maar moeilijker om daardwerkelijk te doen.
Lichaamsgewicht is een essentiele eigenschap van wie je als persoon bent. Als je je lichaamsgewicht verandert, dan verandert ook je persoon. Je kunt dit omdraaien en stellen dat je je persoon moet veranderen om af te kunnen vallen, en om op gewicht te blijven. Met deze realisering is het makkelijker te begrijpen waarom afvallen zo lastig kan zijn.
Laten we uit gaan van de behoeften van het lichaam: overleven en voortplanten. Charles Darwin schreef dit in het boek over de evolutietheorie. We laten het voortplanten buiten beschouwing (het internet biedt daarvoor al genoeg websites). Overleven gaat het best in een stabiele omgeving. Wil het lichaam overleven, dan is het belangrijk dat de hele zaak in evenwicht blijft – oftewel: het lichaam wil homeostase bewaren. Val je plots 5 kilo af, dan denkt het lichaam “Verhip wat doe je nu? Stress! Snel vet opslaan en terug naar het evenwicht dat ik ken.”
Je lichaamsgewicht veranderen is een proces dat lang kan en wellicht juist lang moet duren. Het gaat er niet om, om snel een paar kilos af te vallen, maar om ze er structureel af te houden. Snel afvallen is niet moeilijk: niet eten, weinig drinken, sporten, en daarna in de kroeg met een fles whiskey doorzakken. De volgende dag met je zo kilo’s kwijt. Nog een dag later zitten ze er weer aan. Die mooie truc werkt dus niet.
Om af te vallen moet je snappen wat het proces van voeding doet. Je moet er als een buitenstaander naar kunnen kijken. Zo van: als ik dit doe… dan gebeurt er dat… Dit kun je heel simpel door je gewicht te meten terwijl je bewuster je voeding gaat kiezen. Omdat het over de lange termijn gaat, zegt een enkele weging niet veel. Je moet een langere termijn blijven wegen.
Ik weeg mijzelf iedere dag. Sommigen zeggen dat dit fout is. Nou… het verschil tussen de weegbeurt van vandaag en gisteren kan wel 1,5 kilo zijn. Je zal maar net op de verkeerde dag wegen! Weeg daarom elke dag en pak het gemiddelde van de afgelopen dagen. Een 10-punts gewogen gemiddelde wordt aangeraden. Weeg wel altijd op het zelfde tijdstip. Ik heb de volgende ochtendroutine: opstaan, toiletgang, wegen en onder de douche. Mijn weegschaal stuurt de meting automatisch naar het internet (ik ben een automatiseerder, maar iedereen kan zo’n schaal gewoon kopen). Piece of cake.
Over cake gesproken. De vorige dag taart? Hup, zo een halve kilo erbij. De vorige dag netjes gegeten betekent afvallen. Suiker (fructose) blijkt een killer te zijn. Ik ben tegenwoordig fan van vet, zoals spek op brood. Dit geeft een vol gevoel, zodat ik niet halverwege de middag of net voor het slapen gaan honger krijg. Hieruit blijkt ook dat calorieën tellen niet voldoende is. Het gaat niet alleen om hoeveel je eet, maar vooral ook om wát je eet.
Conclusie: Het lichaam wil op het huidige gewicht blijven, ook als je overgewicht hebt. Afvallen doe je door minder te eten, maar kijk ook naar wát je eet. Weeg je iedere dag en pak het gemiddelde van je weegbeurten. Het gaat om de lange termijn.