Het is oorlog in ICT-land

Alle hardware-leveranciers en alle dienstverleners hebben maar één doel: het verlagen van de kosten van de software-component in de total costs of pwnership (TCO). Lagere kosten voor software betekent een lagere TCO zodat de kosten voor hardware en services hoog kunnen blijven. Softwareleveranciers snappen dit spel ook. Andersom proberen zij de concurrentie tussen hardwareleverenciers te vergroten om zo de kosten voor hardware te verlagen. Door software supersimpel te maken worden de kosten voor services lager. Hierdoor daalt TCO zonder de kosten voor software te laten zakken.

Deze strijd kun je vanaf grote hoogte zien als drie regio’s die fors met elkaar in oorlog zijn. Software-leveranciers tegen hardware-leveranciers tegen dienstverleners. Des te zwakker de tegenstander, des te beter. Software-leveranciers zijn mijn inziens de oorlog aan het verliezen.

Het marktonderzoekbedrijf Heliview heeft in opdracht van Microsoft onderzocht wat de verwachtingen zijn: “In het algemeen geldt: kleinere bedrijven voorzien een toename in services/diensten en grotere leveranciers verwachten juist de meeste groei in software.” Uit de grafieken blijkt dat de omzetverwachting voor hardware onveranderd slecht is: “In totaal worden software en services voor de komende 2 jaar als de groeidomeinen gezien door het merendeel van de IT-bedrijven, dit ten koste van de hardware (-10%).” Persoonlijk vind ik dit zowel bemoedigende alswel discutabele bevindingen. Dat de hardware-industrie het zwaar heeft geloof ik zo, dat is altijd al zo geweest. Maar de positieve verwachtingen voor software vind ik vreemd.

Voor een bepaald probleem zijn er altijd verschillende softwarematige oplossingen. Om op internet te browsen kun je kiezen uit wel tien verschillende webbrowsers, er zijn meer dan vijf grote tekstverwerkers en PhotoShop is echt niet het enige alternatief voor het bewerken van afbeeldingen. Nu hoeft er maar 1 ontwikkelaar een goed Free/Libre Open Source Software (FLOSS)-alternatief te bieden en de bodem onder de markt is weg. PhotoShop heeft Paint.Net als alternatief, Microsoft Office moet zijn mannetje staan tegen OpenOffice.org en wie nog een betaalde webbrowser wil aanbieden is ronduit niet goed bij zijn hoofd.

Software heeft een heel groot nadeel: de complementaire kosten zijn nagenoeg nul. Complementaire kosten zijn de kosten voor de productie van 1 extra stuk. En bij software was dit de kosten voor de cd en de doos, maar zelfs die zijn niet meer. De complementaire kosten van software is tegenwoordig nul. Na het schrijven van een FLOSS-alternatief zijn er geen extra kosten voor de distributie. En voor de promotie kun je altijd rekenen op de hardware-leveranciers en dienstverleners.

De vervanging van betaalde software door gratis alternatieven is aan de gang en het is een kwestie van tijd totdat voor ieder soort software een goede gratis FLOSS-oplossing beschikbaar is. Werd de software-industrie eerst geplaagd door softwarepiraterij, nu wordt de nekslag gegeven door aan Open Source werkende programmeurs.

Ik heb een liefde voor software en de software-industrie. En ik vind het erg jammer dat echte softwarebedrijven waar goed geld te verdienen valt straks niet meer bestaan. Toch ben ik niet boos of tegen Open Source. En dat lijkt raar, maar is het niet. Ik heb bijvoorbeeld ook een bloedhekel aan slecht weer, desondanks ga ik er niet tegen vechten. Open Source is een ‘force of nature’, een ‘fact of life’. Je kunt er niets tegen doen. Je kunt hooguit bedenken hoe je er mee om gaat: if you can’t beat them, join them. Veel softwarebedrijven realiseren zich dit en worden steeds meer dienstverlener of bieden hun software als ‘SaaS-dienst’ aan in ‘de Cloud’. Nieuwe termen die horen bij een veranderde wereld.

Manage je herinneriningen

Dit jaar is voor het eerst een nobel-prijs uitgereikt aan een psycholoog. De psycholoog in kwestie heeft uitgevonden dat de mens twee soorten identiteiten heeft. De eerste identiteit is de zogenaamde experiencing self, de ander de remembering self. De experiencing self is de identiteit van het hier en nu. Deze ervaart het leven, ontvangt prikkels van de zintuigen en voert acties uit. Aan de andere kant is de remembering self de identiteit die, zoals de naam aangeeft, herinneringen bewaart. Deze identiteit bewaart ervaringen uit het verleden.

De experiencing self is verantwoordelijk voor het nemen van hier-en-nu beslissingen. De vragen over de aanschaf van een huis, een ijsje, de boodschappen; hoe om te gaan met een lastige collega, klant of echtgenoot; alle zaken die je nu beleeft. Om tot de juist interne besluitvorming te komen heeft de experiencing self hulp nodig van de remembering self. Deze adviseert op basis van herinneringen wat het beste is. De remembering self speelt in het dagelijkse reilen en zeilen een indirecte, maar cruciale rol. Herinneringen uit het verleden bepalen de keuzes van het nu.

De remembering self is echter behoorlijk vergeetachtig. Van een vakantie van een week onthoudt men bijvoorbeeld slechts een kwartier. De remembering self maakt een schifting tussen die zaken die belangrijk zijn om te onthouden en die zaken die je mag vergeten. De gebeurtenissen met een heftige emotionele lading worden onthouden; die dingen die dus letterlijk indruk maken.

Bij het onthouden wordt een extra kenmerk toegevoegd: pijn of plezier. Een ervaring kan pijnlijk (of genant, of anderzins onprettig zijn). Die ervaring moet in de toekomst worden vermeden. Anderzijds kan een ervaring plezierig (of fijn, of mooi) zijn. Die ervaring moet in de toekomst worden herhaald of opgezocht. De experiencing self geeft ervaringen in het nu met hun lading door aan de remembering self voor toekomstig gebruik.

Het moment van opslag en kadering van de ervaring (pijn of fijn) is cruciaal voor de remembering self en daarmee dus ook voor de (toekomstige) experiencing self. Een foutief gekaderde ervaring kan er toe leiden dat men steeds weer in de zelfde val loopt. Ter illustratie: veelvuldig cafe-bezoek wordt geregistreerd als een uitermate plezierige ervaring, terwijl het streven naar een dagelijks kroegbezoek niet goed is. Andersom kan ook: sporten is heel goed voor je, maar het gevoel van moe zijn (pijn) zal voorkomen dat je snel weer een sportschool binnen stapt.

Een te weinig gekaderde ervaring kan een gemiste kans zijn. Ook een kleine overwinning moet je vieren! Zo wordt de ervaring van het winnen opgeslagen als goed, en zal de remembering self aan de experiencing self adviezen geven die leiden tot nieuwe overwinningen. De positiviteits-goeroes riepen dit al langer, maar helaas zonder onderbouwing en vaak op ongepaste momenten. Nu weet men beter en kan met gefundeerd werken aan een remembering self die op de juiste manier de juiste ervaring ter beschikking stelt.

Software wordt gratis

Eerder schreef ik dat gratis software niet bestaat. Je betaalt altijd wel ergens voor. Programmeurs moeten ook eten en de hypotheek betalen. Maar hoe zit dat precies?

Wanneer grote bedrijven geld uitgeven dan kijken zij naar de total cost of ownership (TCO). Hierbij rekenen ze niet alleen de aanschafprijs tot de kosten, maar ook alle andere kosten.Denk hierbij aan ondersteunende producten die nodig zijn, kosten voor training en zo voort. Kleine bedrijven en consumenten hebben een neiging alleen te kijken naar de aanschafprijs en vergeten vaak de extra kosten. Ze kopen een grote auto, maar vergeten dat de wegenbelasting dan ook hoger is. Je kunt zeggen dat het gros van de markt alleen kijkt naar de kosten op korte termijn.

De TCO bij software is op te splitsen in drie componenten: de software zelf, de hardware waar de software op moet draaien en mensen die de software moeten installeren en instellingen moeten doen en overige kosten voor (tijdelijke) daling in productiviteit. Die laatste kunnen we aanduiden als services. Kortom: TCO = software + hardware + services. Software vertegenwoordigt de initiële aanschafkosten, hardware en services zijn de extra kosten.

Consumenten en heel kleine bedrijven kijken vaak niet verder dan de initiële aanschaf en houden geen rekening met de TCO. Ze menen dat gratis software echt gratis is. Inkopers bij grote bedrijven kijken door de mythe van gratis software heen. Maar dan nog hebben ze moeite om de extra kosten exact te berekenen. En dat is logisch. Voor softwareaanschaf vraag je een offerte op, en die klopt dan ook. Maar hoeveel services heb je nodig? Daar zit altijd een natte-vinger-component in.

Besluiten over de aanschaf van software (en ondersteunende hardware en services) worden dan ook niet genomen op basis van de TCO, maar op basis van de verwachte TCO. Dit is een schatting waar gevoel een grote rol bij speelt. Bij consumenten en kleine bedrijven is de verwachte TCO alleen de software, grote bedrijven nemen hierin ook de hardware en services mee.

Google betaald de Mozilla Foundation voor de bouw en marketing van de populaire webbrowser Firefox. Naast Firefox zet Google ook een eigen gratis webbrowser in de markt, Google Chrome. Beide webbrowsers gebruiken Google als standaard zoekmachine, maar dat zal niemand verbazen. Zo biedt Google gratis software en verdient ze aan advertenties. Deze truc is al zo oud als de radio en televisie (en wellicht nog ouder). Dit is een typische manier om iedereen meer te laten internetten en zo meer geld binnen te hengelen. De echte TCO ligt hierbij niet eens zo ver van nul af. Software is gratis, de hardwarekosten zijn te verwaarlozen, installeren is een eitje en zó erg leiden die advertenties nou ook weer niet af.

In tegenstelling tot de gratis webbrowser van Google stuurt een bedrijf als IBM dagelijks offertes met heel veel nullen. Klanten betalen IBM letterlijk tonnen en miljoenen. Hoe krijgt IBM het voor elkaar om dit soort contracten te sluiten? Hoe kan IBM de beste aanbieding doen? Hoe biedt IBM een zo laag mogelijk verwachte TCO? Het antwoord is simpel. IBM is leverancier van hardware en services. Hier willen ze zo veel mogelijk geld aan verdienen. TCO verlagen door een lager bedrag te vragen voor hardware en services is geen optie. Daarom verlaagt IBM de kosten voor het software-deel van de TCO. IBM investeert in Open Source software om zo de TCO van hun projecten te verlagen waardoor de vraag naar hardware en services stijgt.

Gefeliciteerd: je bent zelfstandig ondernemer

Nogmaals van harte gefeliciteerd met je stap om zelfstandig ondernemer te worden! Tijd om een aantal zaken te regelen.

Voor het gemak ga ik er van uit dat je de belangrijkste dingen geregeld hebt (klanten + inkomsten), hier de uitgaven en extracuriculaire bezigheden.  Ondanks het risico dat ik dingen uitleg die je al weet… hierbij een overzichtje van de dingen die je moet regelen en hoe ik het (grotendeels naar tevredenheid) opgelost heb. In semi-gestructureerde volgorde, ter lering ende vermaeck.

Hulp in de administratieve huishouding

  • Een accountant controleert je boeken, en dit is alleen nodig bij een BV
  • Een boekhouder boekt (o.a.) je bonnetjes in, maar dit kun je zelf ook doen
  • Een belastingadviseur zorgt er voor dat je op tijd je belastingaangiftes doet en dat je zo min mogelijk betaald.
  • Je blijft altijd ZELF eindverantwoordelijk en je kunt bovengenoemde lieden – in de praktijk – niet aanklagen als ze er een potje van hebben gemaakt.
  • 99% kans dat je als eenmanszaak het beste uit bent. Een accountant verdient meer aan je als je een BV start, vandaar hun advies dit laatste te doen. Zelf op blijven letten.
  • Met een eenmanszaak heb je dus geen accountant nodig, wel een belastingadviseur en eventueel een boekhouder.
  • Stuur alle administratieve stukken direct en zo snel mogelijk door naar je boekhouder/belastingadviseur en vraag hen de paperassen in te vullen. Zij kunnen dit in minder tijd doen dan jij en voorkomen te hoge aanslagen, getrut en boetes.
  • Een aanrader zijn de workshops van de kamer van koophandel over administratie en boekhouding

Inschrijven

  • Je start met het inschrijven van je eenmanszaak bij de lokale KVK
  • Hier moet je een handelsnaam kiezen. Je mag deze later wijzigen of een extra naam toevoegen.
  • Bij de KVK kunnen ze (als het goed is) ook gelijk een BTW nummer voor je aanvragen bij de belastingdienst.
  • Je krijgt van de belastingdienst een formulier waarop je omzet moet schatten, schat dit niet te hoog in (!), je krijgt anders meteen een fikse aanslag vooraf.
  • Je moet je ook inschrijven bij de belastingdienst, hiervoor krijg je een formulier mee bij de KVK, of deze kun je op internet downloaden (vraag hier naar bij de KVK)
  • Voorts MOET je per direct een VAR verklaring aanvragen bij de belastingdienst. Je klant wil deze hebben voor hij jouw factuur betaald. Een VAR verklaring geeft naar jou klant enige zekerheid dat je (voor de belastingdienst) werkt als zelfstandige ipv als medewerker.
  • Open een zakelijke rekening bij je favoriete bank, maar natuurlijk niet de bank waar je ook je privé rekeningen hebt.
  • Vraag ook gelijk een zakelijke creditcard  aan zodat je spulletjes via internet kunt bestellen. Betaal waar mogelijk gewoon vanaf je bankrekening en nooit contant.
  • Schrijf je in bij de Makro en het Office Center (hiervoor je een inschrijfbewijs van de KVK nodig)
  • Regel een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) deze is er in alle soorten en smaken, is nodig en kost ongeveer 500 euro.
  • Regel eventueel een zakelijke aansprakelijkheidsverzekering. Of deze nodig is, is afhankelijk van je werk. Een ontevreden klant kun je soms met een paar extra gratis uurtjes een eind komen. Zijn de risico’s groter: dan zeker doen.

Administratie en boekhouding

  • Koop een aantal postbakjes (die stapelbare vakjes). Je hebt er 6 nodig:
    • Postvak in (alle nieuwe post waar je nog niet naar gekeken hebt)
    • Te doen (papieren waar je op korte termijn iets mee moet doen)
    • Te betalen facturen (spreekt voor zich)
    • Betaalde facturen (hier komen ook alle bonnetje die je in je portemonnee verzameld terecht)
    • Archiveren (alle papieren waarvan je te lui bent om ze direct te archiveren)
    • Zakelijk (alle overige dingen die niet belangrijk zijn)
    • Het bakje met te betalen facturen maak je gelijk leeg (lees: meteen betalen) het bakje “te doen” is ook leeg, en dus kun je met een gerust gevoel in  de tuin gaan liggen.
    • Koop kleine orders, hiervan heb je er 3 nodig)
      • Verkoopcontracten en facturen (alle overeenkomsten die je met je KLANTEN heb, en alle facturen met tabbladen per maand)
      • Overeenkomsten (alle inkoopovereenkomsten, van KPN tot de Makro)
      • Administratie (alle betaalde facturen + papieren van de belastingdienst)
      • Belangrijk: Deze ordners bevatten de administratie van dit jaar. Voor volgend jaar start je met nieuwe lege orders (van een andere kleur; 1 kleur per jaar).
      • Bij controle van de belastingdienst geef je alleen de ordners van dat jaar en niet die van andere jaren, want deze gaan ze dan ook geheid controleren.
      • Heb je een document in een volgend jaar ook nodig? Maak een kopie voor de map van het vorige jaar een verhuis het origineel naar het nieuwe jaar.
      • Facturen moeten voldoen aan een aantal kenmerken, dit leer je in de workshops van de KVK.
      • Facturen moeten genummerd zijn op een logische manier. 1, 2, 3, 4 is logisch… 1, 4, 7, 10 ook. Je kunt kiezen voor de laatste variant zodat je klanten niet zo snel weten hoeveel facturen je stuurt. Is handig voor de machtsverhoudingen.
      • Bewaar alle bonnetjes in een apart vakje in je portemonnee, betaal alles zoveel mogelijk van je zakelijke rekening (ECHT DOEN).
      • Wees creatief bij het betalen van aankopen: elektronisch speeltje voor je neefje wat je eventueel ook zakelijk had kunnen gebruiken: betalen van de zakelijke rekening en opvoeren als kosten. (dit is natuurlijk een geintje, dat zou ik nooit doen)
      • Schrijf je uren in je agenda (inclusief reis uren en uren die je zakelijk besteed, maar niet factureerd)
      • Maak bij factuurabele uren een korte notitie wat je gedaan hebt
      • Stuur facturen aan het eind van iedere maand.
      • Je boekhouder zal uitleggen dat je je bonnetje in een Excel-sheet moet inkloppen en deze naar hem moet sturen. Dit is het enige wat je zelf wilt doen.

Automatisering

  • Je hebt een emailadres nodig. Hiervoor kies je hosted-exchange (gekoppeld aan outlook) of Google Mail/Docs. Mail en adresboek zijn altijd gebackuped  en je kunt beide ook op je telefoon inzien & wijzigen. Als je Outlook gewend bent, kies dan voor hosted-exchange.
  • Ook een laptop is handig. Dell is prima spul voor een goede prijs en snel bezorgd. Een groter scherm is goed voor de creativiteit. Een kleintje draagt makkelijk mee en komt ook professioneler over.
  • Koop een extra accu-lader: één voor thuis/kantoor en één voor in je tas. Idem voor een tweede muis.
  • Een laptop standaard van www.standit.com is heel handig. Hiermee kun je je laptop omhoog zetten en met een los toetsenbord ergonomisch correct werken. Dit voorkomt RSI of een tweede computer.
  • Je telefoonrekening en internetrekening kun je als zakelijke kosten boeken
  • Koop in ieder geval een zwart-wit laser printer (en eventueel een alles-in-1 kleuren bubble jet met scanner) om nette printjes te maken
  • Schrijf je in bij een universiteit, krijg toegang tot surfspot.nl en koop hier al je software voor een prikkie. Als het zo uitkomt natuurlijk ;o)
  • Belangrijk: Je bent zelf verantwoordelijk voor het maken van backups van je gegevens!!!!! Je wilt niet tegen je klant moeten zeggen dat je al het werk van een maand kwijt bent. Kies hier voor dropbox.com
  • Telefoonabonnement heb je in alle soorten en maten, maar dat is niet anders dan prive.
  • Email op de mobiel ontvangen is super handig evenals agenda beheren. De meeste telefoons hebben dit prima geregeld.
  • Idem voor internet, omdat er niemand op  jouw kantoor is die je even kunt bellen is googleen op je mobiel een uitkomst

Marketing

  • Je hebt eigenlijk twee dingen nodig: visitekaartjes en een website
  • Visitekaartjes bestel je bij www.vistaprint.com voor 30 euro heb je 250 kaartjes (en dat zijn al erg veel kaartjes!!! Daar doe je een jaar mee)
  • Een website kan heel simpel worden. Vijf pagina’s met wie je bent, wat je doet, en wat je gegevens zijn.
  • Je website is er vooral voor mensen die jou al kennen en geeft ze een bevestiging van jouw gevoel voor kwaliteit

Dat was het wel. Valt allemaal dus wel mee wat er moet gebeuren. ;o)

Introductie tot variantieanalyse

In het eerste deel van de introductie tot variantieanalyse schreef ik dat het aantal boterhammen dat je eet geen factor is in het model om de tijdsduur van een wandeling te berekenen. In de situatie die ik schetste wilde ik een wandeling plannen en ik vraag mij af hoelang ik daar mee bezig ga zijn. Voor mij zijn de belangrijkste factoren het aantal kilometers, het aantal hoogtemeters en het type pad. Het aantal boterhammen zal best een factor zijn, maar hij is te onbelangrijk om op te nemen in het model.

Stel dat ik niet zou gaan wandelen, maar als professioneel atleet ga hardlopen. Dan is mijn voeding plots wel een factor. Het aantal grammen koolhydraten is van groot belang en zal ik absoluut opnemen in het model. Ik zou proberen het aantal boterhammen (of macroni-schelpjes) zo te plannen dat ik voor een gegeven afstand zo min mogelijk tijd nodig heb. Welke factoren je in een model opneemt is deels op de computer te berekenen en zal je deels moeten aanvoelen.

Hoe een model eruit ziet is voor een groot deel afhankelijk van de gebruiker en het doel wat hij of zij heeft. Het model is als een kaart van een stad: een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Een metrokaart geeft een globale indruk van de plaatsen een straten in een stad, maar je moet deze niet al te letterlijk volgen. De waterleidingmaatschappij zal een andere kaart gebruiken waarop details staan die voor hun relevant zijn. Zo is deze tekst ook hier-en-daar iets vereenvoudigd en daardoor niet meer 100% correct.

Dat een model voorspelt in plaats van berekent is een direct gevolg van de vereenvoudiging. Als er geen vereenvoudiging zou zijn (met alle factoren houden we rekening), dan klopt de voorspelling exact en is het dus een berekening. We zagen dat de voorspelling een afwijking heeft; de ene keer naar boven, de andere keer naar onder. Deze voorspelfouten komen doordat we factoren hebben vergeten of met opzet hebben weggelaten. Hierdoor kunnen we zeggen dat de werklijkheid gelijk is aan het model plus de fouten. Het model kun je uitdrukken in een percentage van de werkelijkheid (Dit gaat overigens iets lastiger dan het op het eerste oog lijkt, maar dat maakt voor het principe niet uit). Een dergelijk percentage heet een proportie, in dit geval de proportie verklaard model.

Dit is een mooi moment om te kijken naar wat het model nou precies verklaard. Het model verklaard waarom we voor de ene wandeling twee uur nodig hebben en voor een ander drie uur. Dit komt doordat de eerste wandeling kort was, of minder hoogteverschil heeft of omdat we over een beter pad lopen. Een verandering in één of meerdere factoren gaat gepaard met een verandering de wandeltijd. Bij een verandering van de lengte, de hoogte of het type pad, zien we een verandering in de benodigde wandeltijd. Deze verandering is niet willekeurig, maar in een model te gieten. Het model verklaart de veranderingen, die we varianties noemen. Met variantieanalyse proberen we zo goed mogelijke modellen te maken waarbij een zo groot mogelijk deel van de variantie verklaard wordt. Dit deel is de proportie verklaard model oftewel de proportie verklaarde variantie.

De proportie verklaarde variantie wil je zo hoog mogelijk hebben. Tegelijkertijd proberen we bij het opzetten van een model nog steeds zo min mogelijk factoren te gebruiken. Dit is een spanningsveld waarbij we bij iedere factor moet afwegen wat zijn bijdrage is aan het model en wat de kosten zijn om in een specifiek geval zijn waarde te bepalen (bijvoorbeeld: het aantal kilometers of het aantal stappen). We laten een factor weg waarneer de proportie verklaarde variantie niet sterk daalt. Met andere woorden: mét of zónder de factor is proportie verklaarde variantie ongeveer hetzelfde.

Het doel van een bedrijf

Als je tien mensen vraagt wat het doel is van een bedrijf, dan krijg je een groot aantal verschillende antwoorden. De meesten mensen zullen zeggen dat ‘winst maken’ het doel van een bedrijf is. En toch is dat antwoord fout. Het laatste wat een bedrijf wil, is winst maken. Daar moet je alleen maar belasting over betalen. Maar wat wil een bedrijf dan wel?

Allereerst is het goed te realiseren dat een bedrijf op zich niets wil. Een bedrijf is een ding, en iets willen of een doel hebben, vereist een emotie. Die emotie drijft je ergens naar toe, of ergens van af. Het gaat er niet om wat het bedrijf wil, maar wat de bij een bedrijf betrokken mensen willen. Deze groep wordt aangeduid met de Engelse term stakeholders: zij die een belang hebben.

Bij een bedrijf hebben een aantal groepen een belang. De eigenaren en de medewerkers zijn een eenvoudig aan te wijzen groep. Daarnaast hebben klanten, leveranciers, partners en de overheid een belang. Laat het duidelijk zijn dat iedere groep haar eigen belang heeft, maar er is ook een algemeen belang: de gezondheid van het bedrijf.

Een gezond bedrijf is liquide (het kan haar rekeningen op tijd betalen), groeiend & bloeiend (de liquiditeit is voor de langere termijn gewaarborgd) en de stakeholders zijn tevreden (anders komt er keer ruzie in de tent). Je zou kunnen zeggen dat een bedrijf de wil heeft om deze drie zaken goed voor elkaar te hebben. Maar goed, daarmee heeft een bedrijf nog steeds geen emotie en dus ook geen doel.

Het doel van het bedrijf is een samensmelting van de doelen van de stakeholders. Deze samensmelting cumuleert in de doelen van één bijzondere groep: de eigenaren. De eigenaren hebben een ultiem belang bij het bedrijf en je kunt daarom zeggen dat het bedrijfsbelang gelijk is aan hun belang. Zodra de resultaten van een bedrijf niet meer in lijn zijn met het belang van de eigenaren, dan zullen de eigenaren de bedrijfsactiviteiten staken. Einde bedrijf.

Het doel van de eigenaren is tweeledig: winst en/of waardevermeerdering van het bedrijf. Deze twee hebben een curieuze relatie. Een bedrijf wat heel veel winst maakt is heel veel waard. Maar een bedrijf dat heel veel winst uitkeert, betaalt veel belasting en kan deze uitkeerde winst niet gebruiken om te groeien. Dit vereist het maken van een keuze tussen groeien en oogsten.

In een groeifase zal alle winst gebruikt worden om het bedrijf groter te maken. Dit heeft (als het goed is) tot gevolg dat het bedrijf meer omzet zal maken, meer medewerkers kan aannemen en wellicht geheel nieuwe markten met nieuwe producten kan ontginnen. Dit is erg goed nieuws voor de eigenaren: het bedrijf heeft daardoor meer potentie om winst te maken.

Een groter bedrijf heeft een grotere winstpotentie. Dit is de mogelijke winst die het bedrijf kan maken indien het bedrijf overschakelt van een groei- naar een oogstperiode. En juist deze winstpotentie bepaalt voor een groot deel de waarde van een bedrijf. De waarde van een bedrijf is namelijk de optelling van de (contant gemaakte) verwachte toekomstige winsten. Des te hoger de winstpotentie, des te hoger de waarde.

En hier zit het uiteindelijke doel van een bedrijf: het vergroten van de waarde van het bedrijf, ten behoeve van de eigenaren. Hierbij moet rekening worden gehouden met de belangen van andere stakeholders. Hun doelen staan niet voorop, maar hun inbreng is wel cruciaal.

Make-or-buy model

De make-or-buy beslissing in softwareontwikkeling kent drie vormen. Allereerst is dit het zelf bouwen van het systeem. Hierbij heeft het bedrijf de volledige vrijheid om het systeem zo te bouwen, dat de bedrijfsprocessen optimaal ondersteund worden. Uiteraard moet het bedrijf de ontwikkelingskosten dan volledig zelf dragen. Deze kunnen fors oplopen. Desondanks is het maatwerk bouwen van systeem nog steeds vaak toegepaste mogelijkheid. Voornamelijk in niche markten, zoals overheidsinstellingen waar men met specifieke wetgeving te maken heeft.

Een tweede mogelijkheid is de inzet van een geïntegreerd systeem, zoals een Enterprise Resource Planning (ERP) systeem. Denk hierbij aan SAP, Baan of Exact. Belangrijk kenmerk van een geïntegreerd systeem is dat het een systeem is, dat ontwikkeld is voor de gemene deler van alle bedrijven in het marktpotentieel van de softwareleverancier. Dit houdt in dat de kans dat het ERP systeem zonder aanpassing ingezet kan worden bijna nihil is. Het zal altijd specifieke inrichting vragen (customizing) en regelmatig aanvullend maatwerk om, delen van, het ERP aanpassen aan de bedrijfsomstandigheden.

Het best of bread model gaat uit van een systeem dat is opgebouwd uit verschillende componenten, eventueel van verschillende leveranciers. Bij de keuze van de componenten wordt per functionaliteit bepaald welk component, van welke leverancier, het beste aansluit bij de wensen. Denk hierbij aan een systeem dat naast het verwerken van transactie de mogelijkheid moet bieden om gegevens te analyseren. Men zou dan kunnen kiezen voor software van Baan, aangevuld met componenten voor specialistische berekeningen en het pakket Crystal Reports voor de nodige analyses. Op deze manier wordt het systeem samengesteld uit bestaande componenten.

Het is wellicht overbodig om te vermelden dat hier een behoorlijke partij maatwerk voor gepleegd moet worden om de verschillende componenten op een juiste manier samen te laten werken. Wanneer alle componenten worden verkregen bij dezelfde leverancier dan is er sprake van een deels geïntegreerde oplossing, deels best of bread oplossing. Denk hierbij aan SAP die naast haar standaard modules ook componenten aanbiedt voor bijvoorbeeld customer relationship management (CRM).

In de loop van het afgelopen decennium is de keuze tussen maatwerk, geïntegreerd of best of bread verschoven. Het is de verwachting dat door middel van Application Service Providing een veelvoud van services aangeboden gaat worden. Hierdoor krijgt het best of bread model steeds meer potentie.

Management op de werkvloer

Deze tekst gaat over struiken en hoe je die het best kunt onderhouden: snoeien, sproeien en lief tegen praten. De struik is een metafoor. Het staat voor een bedrijf dat je net als een doodordinaire buxus wilt laten groeien. Denk even mee, en krimp tot een heel klein mannetje (of vrouwtje) van tien centimeter groot. Sta je buiten de struik? Of zit je in de struik op één van takken, dicht bij de stronk?

De positie die je inneemt bepaald wat je voor de struik kunt betekenen. Als je in de struik zit dan zie je met je eigen ogen wat er gebeurt. Je ziet dat de struik het naar zijn zin heeft, genoeg water heeft, of juist water te kort komt. Je kunt zien dat rupsje-nooit-genoeg via de takken naar de sappige blaadjes kruipt en daar een bedreiging vormt. Door te wonen en leven in de struik voel je met de struik mee, heb je een goed gevoel of de struik gezond is en kun je snel ad-hoc die ellendige rups een opdonder geven.

Maar wat nu als je de struik van buiten beschouwt? Dan kun je de struik in zijn geheel zien. Je kunt er om heen lopen. Het groen van de blaadjes beoordelen. Je kunt de struik met de andere buxussen, of wellicht met geheel andersoortige struiken, vergelijken. Je kunt ervaringen uitwisselen met andere mannetjes en vrouwtjes die ook buiten hun struik lopen. Je ziet dat jouw buxus een extra injectie water en voeding nodig heeft om de concurrentie met de andere struiken aan te gaan. Je ziet ook waar gesnoeid moet worden om de vorm te behouden.

De man in de struik kijkt vanuit de stronk, van binnen uit. De struik wordt gezond gehouden door korte ad-hoc acties en zal door voldoende onderhoud vanzelf groeien. Echter door gebrek aan referentiekader zal de groei langzaam en ongericht zijn. Bovendien kan een crisis alleen het hoofd worden geboden door extra hard werken. De man buiten de struik werkt planmatig vanuit overzicht en grote lijnen. Hij werkt door zijn struik te vergelijken met andere struiken en hulp in te roepen van derden. Hij mist alleen de voeling en het contact met het hart wat binnen in de buxus bonst.

Je kunt niet tegelijkertijd in de struik én buiten de struik staan. Dat is fysiek gewoon niet mogelijk, tenzij je jezelf in tweeën kunt splitsen. En dat terwijl beide zo hun krachten hebben. Als je een struik (of bedrijf) wilt laten groeien en je wilt gebruik maken van alle krachten die er zijn, dan is het letterlijk ren-je-rot: van binnen de struik naar buiten de struik, naar binnen, naar buiten, en zo voort. Wel goed voor de conditie!

Klaagzang op kamperen (met een tent)

Eerder schreef ik een klaagzang op hotels. Momenteel sta ik op een camping en ik voel de aandrang om ook hier een klaagzang over te schrijven. Al is de opzet wel anders. Van een hotel mag je verwachten dat zij alles voor je regelen: van ontbijt tot bed. Bij kamperen is dit iets anders: het is de bedoeling dat je zelf je hele hebben en houden meesleept. De camping is in principe alleen een grasveld waar je je tent neer kunt kwakken. C’est tout (kamperen is vooral in Frankrijk geliefd, maar dit terzijde).

Ik heb in jaren niet gekampeerd. Desondanks herinner ik mij die laatste keer als de dag van gisteren. We stonden in Zwitserland aan een prachtig meertje. Tot zover de positieve kant van het verhaal. Ik heb een kleine tent, zo’n tunneltje waar je al kruipend en sluipend je weg in moet vinden. Het luchtbed was niet fijn (ouderdom), dus slecht geslapen. Toen het ook nog begon te regenen, stroomde de emmer over en was het kampeerfestijn vroegtijdig voorbij. De resterende tijd brachten we heerlijk door in een van alle gemakken voorziene authentiek Zwitsers chalet.

Nu ik weer herinneringen ophaal, bedenk ik mij dat ik later toch nog eens kampeerde. In 2007 heb ik mij door een aantal ‘vrienden’ laten overhalen. Groepsdruk; zo zijn meer drama’s ontstaan. De camping lag hoog in de bergen, had geen warm water, laat staan douches. En uiteraard regende het. Met andere woorden: koud en nat zeikweer waar mijn normaal uitstekende humeur niet tegen kan. De volgende camping in die week had wel douches en warm water, maar ook overstromingen waardoor ik mijn luchtbed ergens onder andermans caravan heb moeten uitgraven.

De trend die het kampeergenot keer op keer verstoord is het slechte weer: kou en regen. Op zich kan een camping hier niet veel aan doen. Desondanks maakt deze factor dat ik eerder kies voor een ‘zimmer frei’ dan een tunneltent op een zompig grasveld. Momenteel is het lekker weer en is het kamperen goed uit te houden. Al begin ik mijn rug wel te voelen op het, nieuw aangeschafte, luchtbed. (NB: Tijdens het redigeren van dit stuk breekt de hemel open. De droge tent die morgen zo in de auto kon, is nu drijfnat. Merci.)

In een vlaag van naïef enthousiasme kocht ik ooit alle nodige kampeerspulletjes. Kamperen heeft zo één voordeel: de kosten. Zonder vergelijkend warenonderzoek stel ik dat een huisje anderhalf keer duurder is. Bij een huisje moet je daarnaast rekening houden met kosten voor een eindschoonmaak. Hierdoor valt de camping zeer gunstig uit. Zeker bij een kort verblijf. Het fenomeen kamperen is op zich waardeloos, maar wel lekker goedkoop. Alle waar naar zijn geld zullen we maar zeggen.